AUTEUR: B. M. Bower
Hutkoorts
Cabin Fever
De geest, te lang gevoed met eentonigheid, bezwijkt voor de sluipende mentale aandoening die in het Westen bekend staat als ‘cabin fever’. Bud Moore, voormalig cowboy en nu eigenaar van een autobus die in de winter niet reed, was getroffen door cabin fever en wist niet wat hem mankeerde. Zijn buslijn liep van San Jose, Californië, via Los Gatos en over de Bear Creek-weg over de top van de Santa Cruz Mountains en naar beneden naar het State Park, lokaal bekend als Big Basin, het eerste staatspark van Californië. Voor iets meer dan vijftig mijl prachtige landschapreis vroeg hij zes dollar en meestal zat zijn grote auto vol tot aan de treeplanken. Bud was een goede chauffeur, en hij had een vriendelijk paar ogen – donkerblauw en met een humoristische twinkeling ergens diep van binnen – en een menselijk glimlachend trekje bij de hoeken van zijn lippen. Hij wist het niet, maar deze dingen hielpen om zijn auto te vullen.
“Als je de ziel van een vriend wilt toetsen, neem hem dan mee naar de wildernis en wrijf vijf maanden lang met hem ellebogen aan elkaar! Een van drie dingen zal zeker gebeuren: Jullie zullen elkaar nadien haten met die verlichte haat die op smaak is gebracht met minachting; of jullie zullen tevoorschijn komen met minachting, getint met een mededogende tolerantie, of jullie zullen tot het einde van de aarde, en verder, nauwe, onvoorwaardelijke vrienden zijn. Dit alles zal cabin fever doen, en meer. Het heeft vele malen moorden gepleegd. Het heeft mannen gek gemaakt. Het heeft karakter verwrongen en verminkt totaal niet meer gelijkend op zichzelf. Het heeft liefde gezoet en liefde gedood. Er is een tegengif – maar ik laat je ergens in het verhaal het tegengif vinden.”